Radioactiviteit van een materiaal houdt in dat het spontaan ioniserende straling uitzendt.

Het kan gaan om spontane splijting (desintegreren) van kernen van radionucliden. Anders dan bij chemische processen is dit sterk afhankelijk van de isotoop. Het is een natuurkundig fenomeen, radioactief verval. Na de desintegratie is de atoomkern veranderd van samenstelling, hij bevat meer of minder protonen en/of neutronen. Zo ontstaan er andere nucliden en daarmee soms een andere isotoop van hetzelfde chemisch element, maar meestal een ander element.

Eenheden

Radioactiviteit wordt uitgedrukt in becquerel (Bq). Als er van een stof 1 atoom per seconde vervalt (desintegreert) is die stof een radioactieve bron (stralingsbron) met een sterkte van 1 becquerel.

Eén Bq wordt ook wel 1 desintegratie per seconde (dps) genoemd. De fysische dimensie is die van s−1, dezelfde dimensie als die van hertz.

Om wat duidelijkheid te verkrijgen over hoe klein of hoe groot een becquerel is: de minister van Volksgezondheid grijpt pas in als voedsel radioactiever is dan 600 becquerel per kilogram. De hoeveelheid natuurlijke radioactieve stoffen in het menselijk lichaam is zo’n 120 Bq/kg, voornamelijk als gevolg van kalium-40 en koolstof-14. De gemiddelde mens is dus een radioactieve bron van circa 8500 Bq.

Gevaar

De bij radioactiviteit vrijkomende straling kan chemische veranderingen veroorzaken in materie en dus ook in menselijke cellen. Het gaat dan om beschadiging van DNA-moleculen waardoor de erfelijke informatie wordt aangetast. Het lichaam zal proberen het beschadigde DNA te repareren. Er zijn dan feitelijk drie mogelijkheden: het herstel slaagt en de cel blijft functioneren zoals voordien, het herstel is foutief en de cel sterft of het herstel slaagt niet geheel, maar de cel overleeft toch. In het eerste geval is er dus geen effect. In het tweede geval is er sprake van een biologisch effect, van apoptose met celdood als gevolg. In het derde geval is er sprake van een mutatie van erfelijke eigenschappen van de cel.

Een mutatie van een cel kan gezondheidseffecten op de lange termijn tot gevolg hebben, met name kanker. Of dergelijke effecten optreden is min of meer een kwestie van toeval, de kans dat ze optreden neemt echter toe met de hoeveelheid straling waaraan men wordt blootgesteld, dus afhankelijk van de intensiteit van de straling en de duur van de blootstelling.